Pijl wijst naar rechts

Het nieuwe pensioenstelsel

In het nieuwe pensioenstelsel veranderen de regels voor deelnemers en pensioenfondsen. Wat betekent het voor de portefeuilles die u beheert? We hebben het voor u op een rijtje gezet.
tijdlijn nieuw pensioenakkoord
Paragraph-1,Advance Static Table-1
Paragraph-2,Paragraph-3
Paragraph-4,Paragraph-5,Paragraph-6,Paragraph-7
Paragraph-8,Paragraph-9,Paragraph-10,Paragraph-11
Paragraph-12
Paragraph-13,Advance Static Table-2

Het nieuwe pensioenstelsel: de veranderingen in een notendop

Het huidige pensioenstelsel bestaat zowel uit Defined Benefit (DB of CDC) en Defined Contribution (DC). Het overgrote van het pensioenfondsvermogen in Nederland is DB.

Huidige pensioenstelsel Nieuwe pensioenstelsel
Regeling Defined Benefit (DB) Defined Contribution (DC)
Premie Uniforme opbouw/doorsneepremie Vlakke leeftijdsonafhankelijke premie
Opbouw Opbouw in termen van aanspraken Opbouw in termen van kapitaal
Pensioen Vaste uitkering, met kans op indexatie/korting Variable uitkering, meer directe link met financiële marken
Financiële situatie Dekkingsgraad, berekend op basis van rekenrente Verwachte uitkering, berekend op basis van projectieredement
Beleggingsbeleid Collectief en uniform Collectief en leeftijdsafhankelijk (lifecycle)
Risicoindeling Colletieve risicodeling via dekkingsgraad Collectieve risicoindeling via verdeelregels en reserve
Beleggingskeuze-vrijheid Geen beleggingskeuzevrijheid Mogelijk in type lifecycle en uitkering (flexible contract)

Van garantiepensioen naar beschikbare premieregeling

In het huidige Defined Benefit-stelsel kunnen deelnemers in principe rekenen op een toezegging van de hoogte van hun pensioenuitkering. Om die garantie na te komen, moeten pensioenfondsen hun dekkingsgraad - die grotendeels bepaald wordt door de rekenrente - op peil houden. Door de gestaag dalende rente kregen ze daar de laatste jaren steeds meer moeite mee. Een (te) lage dekkingsgraad kan leiden tot kortingen op het pensioen en/of tot het achterwege laten van indexatie; een deel van de gepensioneerden heeft dit laatste al ondervonden.

Fundament huidig pensioenstelsel broos

Vandaar de roep om verandering van het pensioenstelsel. De noodzaak hiertoe wordt versterkt door een aantal maatschappelijke trends: mensen worden steeds ouder en blijven langer werken; tegelijk zijn er relatief steeds minder werkenden ten opzichte van gepensioneerden; bovendien switchen werknemers nu veel vaker van werkgever dan vroeger. ‘Daardoor is het fundament van dit pensioenstelsel broos geworden’, constateerde minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees tijdens het Jaarcongres van Pensioen Pro (10 december 2020). Daar komt bij dat pensioenen in de loop der jaren veel gevoeliger zijn geworden voor turbulentie op de financiële markten, omdat de beleggingsopbrengsten voor pensioenfondsen zwaarder zijn gaan wegen in relatie tot het totale bedrag aan ingelegde pensioenpremies.

Pensioenen gaan meer meebewegen met de economie

Het pensioenstelsel gaat dan ook op de schop. Bij de nieuwe Defined Contribution regeling, ook bekend als ‘beschikbare premieregeling’, ligt de hoogte van de premie straks vast maar is de hoogte van de uitkering variabel. Het uit te keren pensioen hangt af van het opgebouwde vermogen en de feitelijk gerealiseerde beleggingsrendementen. De pensioenuitkering gaat daardoor meer meebewegen met de economische realiteit.

De noodzaak van de dekkingsgraad verdwijnt

Een andere belangrijke verandering is dat pensioenaanspraken vervallen waarmee ook de noodzaak van de dekkingsgraad verdwijnt. En daarmee van het aanhouden van hoge buffers (met name nodig door de lage rente). Zonder deze buffers zit er minder geld ‘vast’ in het systeem, kunnen pensioenfondsen meer beleggen en kunnen deelnemers eerder profiteren: in jaren van positieve beleggingsrendementen kunnen de pensioenen sneller omhoog. Maar als de economie terugvalt en daarmee het beleggingsrendement, zullen de pensioenen eerder verlaagd worden.

Meer inzicht en keuzevrijheid voor de deelnemer

Voor de deelnemer geldt straks: je krijgt een eigen pensioenrekening waarop je pensioenpremie wordt gestort. Je spaart voor jezelf, ziet de fluctuaties in je eigen pensioenpotje en word je daardoor meer bewust van de risico’s. Kortom, het nieuwe pensioenstelsel wordt persoonlijker, transparanter en biedt eerder perspectief op indexatie. Deelnemers krijgen bovendien het recht van vrije opname: op de datum dat hun pensioen ingaat, mogen ze tot 10% van de opgebouwde pensioenwaarde vrij opnemen. Dit leidt dan uiteraard wel tot een lagere maandelijkse pensioenuitkering.

Optelsom beschermingsrendement en overrendement

In het huidige pensioenstelsel geldt de rekenrente als basis voor het berekenen van de contante waarde van de verplichtingen; de toedeling van het rendement loopt uniform (collectief) via de dekkingsgraad.

In het nieuwe pensioenstelsel wordt deze rekenrente vervangen door het projectierendement, dat de pensioenfondsen zelf bepalen binnen de marges van DNB. Dit projectierendement is de optelsom van twee componenten: het beschermingsrendement en het overrendement.

Rendement leeftijdsafhankelijk toedelen

Hoe werkt dit in praktijk? Een pensioenfonds splitst het behaalde beleggingsresultaat uit naar het beschermingsrendement en het overrendement.

Het beschermingsrendement is bedoeld om renteschokken op te vangen; pensioenfondsen kunnen dit rendement afleiden uit de rentetermijnstructuur van DNB. Ze kunnen het beschermingsrendement berekenen op basis van hun totale verplichtingen, maar mogen dit ook doen aan de hand van slechts een deel van die verplichtingen. Het beschermingsrendement kan per deelnemersgroep berekend worden en daarmee leeftijdsafhankelijk worden toegedeeld. Dit betekent dat renterisico in beginsel in mindere mate, of helemaal niet meer gedeeld wordt. Zo kan een pensioenfonds voor (overwegend) het cohort van de oudere deelnemers - hun verplichtingen hebben een kortere looptijd dan die van jongeren - uitgaan van een lagere rentegevoeligheid dan voor de jongere deelnemers.

behaalde belegggingsresultaat

Het daadwerkelijk met beleggingen behaalde rendement boven of onder het vastgestelde beschermingsrendement is ‘over’. Dit overrendement wordt over de deelnemers verdeeld, afhankelijk van hun risicodraagkracht en -houding. De totale som van beschermingsrendement plus overrendement draagt bij aan het voor pensioen gereserveerde vermogen van de deelnemers; valt die optelsom negatief uit, dan daalt dit vermogen uiteraard. Uitgangspunt is dat ouderen relatief veel beschermingsrendement krijgen (en daarmee meer uitzicht op een stabiele pensioenuitkering), en jongeren relatief veel overrendement. Jongeren hebben immers veel meer tijd voor hun pensioenopbouw.

Pensioenfondsen kunnen kiezen: solidair pensioencontract of flexibel pensioencontract

Pensioenfondsen kunnen binnen het nieuwe pensioenstelsel straks kiezen tussen de solidaire premieregeling, ook wel het solidair pensioencontract, en de flexibele premieregeling, ofwel het flexibele pensioencontract (tot voor kort binnen de sector bekend als resp. het NPC en de WVP+).

Een fonds dat kiest voor de solidaire premieregeling, verdeelt na een jaar zowel het beschermingsrendement als het overrendement via een vooraf bepaalde verhouding onder de verschillende leeftijdscohorten binnen het fonds; groepen individuen van grofweg dezelfde leeftijd delen dus in dezelfde mate in de risico’s.

Dat verschilt van de flexibele premieregeling waar het gerealiseerd rendement uit individuele portefeuilles van deelnemers het uitgangspunt is.

De solidariteitsreserve: speciaal voor fondsen met een solidaire premieregeling

Pensioenfondsen die kiezen voor de solidaire premieregeling krijgen te maken met een verplichte gezamenlijke voorziening: de solidariteitsreserve. Deze solidariteitsreserve is een collectieve buffer, die in slechte tijden kan worden aangesproken om tegenvallers collectief op te vangen.

De solidariteitsreserve verdeelt rendementen eerlijk tussen generaties

Doel van de solidariteitsreserve is om de ongelijke verdeling van beleggingsrendementen tussen de verschillende generaties gelijk te trekken. En om zo collectieve risicodeling mogelijk te maken, zowel binnen als tussen generaties. Voor de pensioenfondsen die kiezen voor de flexibele pensioenregeling geldt er geen eis tot de opbouw van een solidariteitsreserve, behalve voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen; die kunnen in de verbeterde premieregeling de solidariteitsreserve als optie aanbieden. De flexibele premieregeling krijgt een optionele ‘risicodelingsreserve’, die toegankelijk wordt voor alle pensioenfondsen (daarbij geldt dat deze buffer alleen met premie gevuld mag worden en niet met rendementen). De solidariteitsreserve is in wezen van alle betrokken deelnemers; fondsen vullen deze reserve uit de pensioenpremies en/of uit een deel van het beleggingsrendement, tot een plafond van maximaal 15% van het collectieve fondsvermogen. Jaarlijks mogen ze tot 10% van de premie en/of tot 10% van het collectieve overrendement aan de solidariteitsreserve toevoegen.

Een voorbeeld

Stel, de pensioenpremies die een pensioenfonds jaarlijks binnenkrijgt, bedragen ruim 2% van het pensioenvermogen. Dat betekent dat dit fonds jaarlijks maximaal 10% van deze premies mag toevoegen aan de solidariteitsreserve, oftewel 0,2%. Stel vervolgens dat het jaarrendement van de collectieve portefeuille, die voor circa 50% uit aandelen bestaat, 6% is; dat resulteert dan in een overrendement van (ten minste) 3%. Het toevoegen van maximaal 10% hiervan aan de solidariteitsreserve verhoogt deze reserve jaarlijks met circa 0,3%. Bij elkaar opgeteld betekent dit dat dit pensioenfonds zijn solidariteitsreserve jaarlijks met circa 0,5% kan verhogen, zolang het tussentijds niet uitkeert vanuit deze reserve.

 

Fonds kiest welke doelen het zwaarst wegen

Net als de voor de uitkeringen gereserveerde pensioenvermogens mag de solidariteitsreserve niet negatief worden. Bij het opbouwen van de solidariteitsreserve mogen de fondsen het aanwezige collectieve fondsvermogen deels hiervoor gebruiken. Het pensioenfonds mag bij de invulling van de solidariteitsreserve kiezen op welke doelen het, na overleg met de sociale partners, de nadruk wil leggen: het vullen van de reserve, welke regels het formuleert voor uitdelingen, wat de gewenste omvang van de reserve is én hoe de reserve kan bijdragen aan de risicodeling binnen en tussen generaties. Overigens mag het aspect van de solidariteitsreserve wereldwijd gezien worden als uniek.

Leeftijd deelnemers bepalend voor hun risicoprofiel

De gebruikelijke middel- of eindloonregeling is straks niet meer toegestaan. Kunnen deelnemers in principe nu nog rekenen op een vaste pensioenaanspraak, dat wordt in het nieuwe stelsel een streven, binnen de sector ook wel bekend als de ‘pensioenambitie’. De gepensioneerde in spe kan dan niet meer rekenen op een bepaald, vast pensioenbedrag; de feitelijke pensioenuitkering hangt uiteindelijk af van de rente, het beleggingsrendement en de risicodeling over de verschillende generaties.

Premies worden leeftijdsonafhankelijk

Een van de kritiekpunten op het huidige pensioenstelsel is dat jongeren met een deel van hun pensioenpremie de pensioenopbouw van hun oudere collega’s in feite subsidiëren. Dat gaat in het nieuwe stelsel veranderen: de doorsneepremie verdwijnt, de premiepercentages worden leeftijdsonafhankelijk en gekoppeld aan de opbouw van het eigen pensioen. Dat betekent dat jongeren, zeker als zij op jonge leeftijd gaan werken, onder het nieuwe pensioencontract meer pensioen opbouwen aan het begin van hun loopbaan. Hun pensioenpremie wordt dan namelijk niet meer deels gebruikt voor het subsidiëren van de pensioenopbouw van hun oudere collega’s. Uitgangspunt van de nieuwe ‘beschikbare premieregeling’ is onder andere dat de te betalen premie voor elke deelnemer, ongeacht de leeftijd, vast is en dus gelijk voor alle deelnemers, jong of oud.

Leeftijd heeft invloed op beleggingsmix

Wat betreft het dragen van risico’s gaat de leeftijd van de deelnemers wél een grote rol spelen. Pensioenfondsen moeten kunnen aantonen dat de uitkomsten van hun beleggingsstrategie in lijn zijn met de risicohouding van de verschillende leeftijdscohorten. Daarbij is de leidraad dat naarmate een deelnemer ouder is (en dus dichter tegen zijn pensioen aanzit), hij een groter deel van zijn beleggingsmix zal willen beleggen in minder risicovolle beleggingen. Let wel, dit geldt voor de flexibele premieregeling; binnen de solidaire premieregeling verandert de concrete mix van beleggingen niet maar wel de toerekening van rendement: meer beschermingsrendement naar ouderen, en meer overrendement toegerekend aan jongeren.

Daardoor zullen de beleggingsrendementen per leeftijdscohort meer uiteen gaan lopen. Oudere deelnemers kunnen rekenen op een relatief stabieler beleggingsrendement terwijl jongere deelnemers, die meer ruimte krijgen voor risico, een relatief grilliger en wellicht hoger rendement tegemoet kunnen zien.

Stijgende rente? Lagere renteafdekking

Vooraf moet een pensioenfonds voor ieder leeftijdscohort vaststellen in welke mate het is blootgesteld aan het overrendement en aan de renteafdekking via het beschermingsrendement. Wanneer een pensioenfonds verwacht dat de rente gaat stijgen dan kan dat een reden zijn voor een lagere renteafdekking. Die zal dan vooral gewenst zijn voor jongeren vanwege de lange looptijd van een eventuele afdekking en vanwege het feit dat het risico van het pensioen nog gedempt wordt door toekomstige pensioenpremies. Voor ouderen is een hoge mate van renteafdekking geschikt om de volatiliteit van het pensioen te beperken.

De verschillen tussen de solidaire en flexibele premieregeling

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de solidaire premieregeling en de flexibele premieregeling?

Solidaire premieregeling Flexibele premieregeling
Opbouw- en uitkering Geïntegreerde opbouw- en uitkeringsfase (één collectief). Gescheiden opbouw- en uitkeringsfase.
Beleggingsbeleid Collectief beleggingsbeleid:
  • • Op basis van de gemiddelde (leeftijdsafhankelijke) risicohouding.
  • • Rendementstoedeling op basis van de risicohouding: geen keuze voor een individuele deelnemer met een afwijkende risicohouding.
Aparte beleggingsmix per leeftijdsgroep:
  • • Beleggen via lifecycle. Er wordt een standaard beleggingsmix vastgesteld op basis van de gemiddelde risicohouding per leeftijdsgroep. Als deze optie wordt geboden, dan kan de individuele deelnemer kiezen voor een meer of minder risicovolle beleggingsmix.
  • • In de uitkeringsfase is er eventueel de mogelijk-heid tot collectief doorbeleggen, rekening houdend met de risicohouding van deze groep.
Keuzevrijheid Geen keuzevrijheid voor beleggingsprofielen. Rendement volgt uit de leeftijdsafhankelijke beleggingsmix en wordt verwerkt in het individuele pensioenkapitaal. In de opbouwfase geen deling beleggingsrisico met pensioengerechtigden. In de uitkeringsfase kunnen beleggings- en verzekeringsresultaten worden gedeeld in het uitkeringscollectief.
Risicodeling (Extra) risicodeling via verplichte solidariteitsreserve. Omvang van de solidariteitsreserve is maximaal 15% van het pensioenvermogen).
Kenmerken:
  • • Optioneel: gevuld uit premie (max. 10%) en/of overrendement (max. 10%).
  • • Eenmalig: optioneel initiële vulling uit fondsvermogen bij invaren.
  • • Toekennen beschermings- en overrendement aan de solidariteitsreserve volgens de vooraf afgesproken toedeelregels.
  • • Intergenerationele risicodeling.
  • • Solidariteitsreserve blijft achter bij individuele waardeoverdracht.
  • • Integraal onderdeel van de solidaire premieregeling.
  • • Mag niet negatief worden.
Optionele risicodelingsreserve (NB. voor verplichte pensioenregelingen verplicht). Omvang maximaal 15% van het pensioenvermogen.
Kenmerken:
  • • Kan alleen worden gevuld uit premie (max. 10%).
  • • Eenmalig: optioneel initiële vulling uit fondsvermogen bij invaren.
  • • Risicodeling tussen de opbouw- en uitkeringsfase mogelijk.
  • • Intergenerationele risicodeling
  • • Afgescheiden vermogen.
  • • Blijft achter bij individuele waardeoverdracht.
  • • Mag niet negatief worden.
Leenrestrictie Het is mogelijk om meer dan 100% in zakelijke waarden te beleggen. Naar verwachting kan een gemiddeld, en op de lange termijn een hoger, rendement worden behaald.
Risico’s:
  • • Slechte marktomstandigheden: als de beurzen het in de eerste 5 jaren niet goed doen, incasseren de deelnemers maximaal 150% van het koersverlies. In dat geval is het kapitaal lager dan bij het voor 100% beleggen in aandelen.
  • • Verwacht perspectief neemt toe, maar met grotere schommelingen in de waarde van het persoonlijk pensioenvermogen, vooral in de eerste fase van de pensioenopbouw. Dit kan nadelig zijn voor deelnemers met korte dienstverbanden.
  • • Ingeval van een negatief persoonlijk pensioenvermogen moet dit uiterlijk op 31/12 van enig jaar tot 0 zijn aangevuld.
Het is niet verboden, maar de vraag is of het technisch mogelijk is om meer dan 100% in zakelijke waarden te beleggen.
Shoprecht Geen shoprecht Beperkt shoprecht