Beleggen in de transitiefase

Door Geert-Jan Troost, Head of Institutional Client Business.

Met het nieuwe stelsel in aantocht staan pensioenfondsen voor een cruciale vraag: het huidige kader respecteren en niets wezenlijks veranderen aan het beleggingsbeleid, of alvast voorsorteren op het nieuwe stelsel en risico’s afbouwen. Welke afwegingen zijn hierbij relevant? 

Het duurt nog wel even voordat het nieuwe pensioenstelsel in werking treedt, maar pensioenfondsen staan voor de vraag in hoeverre ze daar nu al op moeten anticiperen. Is het verstandig om tijdens de overbruggingsfase al voor te sorteren door de beleggingsportefeuille meer in te richten volgens het nieuwe contract? Is het een reële optie om voorlopig niets doen en het huidige beleggingsbeleid ongewijzigd voort te zetten? Of is het verstandiger om in te zetten op bescherming van de portefeuille door bijvoorbeeld de renterisico’s terug te schroeven en zo vooraf rust in te bouwen voor de latere transitie?

Voorsorteren op de transitie

Het is een feit dat pensioenfondsen hun nominale dekkingsgraden door de oplopende rente zien stijgen. Gezien de eveneens stijgende inflatie, is het logisch dat deelnemers aandringen op indexatie. Maar nu indexeren verlaagt de dekkingsgraad, met alle gevolgen van dien.

In feite moet een pensioenfonds hier een afweging maken tussen de belangen van verschillende generaties. In deze afweging moet ook worden meegenomen dat er voldoende mogelijkheden zijn om de inflatie het hoofd te bieden, bijvoorbeeld met inflation-linked obligaties. Daarnaast kan een oplopende dekkingsgraad fondsen de ruimte bieden om alvast hun reserve initieel te gaan vullen (de solidariteitsreserve, bij de keus voor de solidaire premieregeling, een optionele ‘risicodelingsreserve’ bij de flexibele premieregeling).

Anticiperen op de transitie door nu al te starten met een leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid geeft problemen: wijzigingen in de collectieve portefeuille tijdens de overbruggingsfase zullen van invloed zijn op alle leeftijdscohorten. De toedeling van rendement hangt immers af van de dekkingsgraad. Een andere vorm van voorsorteren is, afhankelijk van de rentevisie van pensioenfondsen, het afbouwen van de renteafdekking, omdat de rente al enige tijd stijgt.

Een andere overweging kan zijn om het risico richting het transitiemoment te reduceren door juist meer renterisico af te dekken, om de winst van de gestegen dekkingsgraad te behouden (vast te ‘klikken’).

Omdat er nog de nodige onzekerheid is over het nieuwe stelsel, zijn pensioenfondsen soms geneigd om eventuele risico’s te mijden door minder in private markten te beleggen. In onze visie verdient dat niet de voorkeur, omdat private markten meer dan voldoende beleggingsmogelijkheden bieden, die door een zorgvuldige onderlinge afstemming een goede risico/rendementsverhouding kunnen bieden.

Welke aanpassingen pensioenfondsen op weg naar het nieuwe stelsel ook in hun portefeuilles maken, het is van groot belang zich te realiseren dat het huidige toetsingskader nog altijd van kracht is.

Is niets doen ook een optie?

Veel pensioenfondsen schuiven de aanpassingen in bijvoorbeeld hun assetallocatie of risicobeheer voorlopig nog voor zich uit. De daadwerkelijke transitie ‘vindt immers pas over jaren plaats’. Een goed argument hiervoor is dat er in de transitiefase er geen onderscheid wordt gemaakt naar leeftijdscohorten. Andere pensioenfondsen komen nog niet in beweging omdat ze weliswaar wel al een voorlopige contractkeuze hebben gemaakt (solidair of flexibel), maar nog wachten op de definitieve wetgeving. Een nadeel van lang wachten is dat de portefeuille bij de overgang naar het nieuwe stelsel binnen korte tijd grote wijzigingen moet ondergaan, met alle risico’s van dien.

Alvast risico’s afbouwen

Bij de daadwerkelijke transitie kunnen risico’s aan de oppervlakte komen. Zo is de verdeling van het collectieve kapitaal over de verschillende leeftijdscohorten bij het invaren van oude rechten in de nieuwe contracten in grote mate afhankelijk van de dekkingsgraad op dat moment. Dat brengt risico’s met zich mee. Is de dekkingsgraad sterk gedaald, dan zouden de uitkeringen op dat moment verlaagd kunnen worden, wat zeker voor (bijna) gepensioneerden geen prettig vooruitzicht is.

Dergelijke risico’s kunnen pensioenfondsen op voorhand afbouwen. Bij afdekking via de allocatie binnen de beleggingsmix moet dit voor alle leeftijdscohorten op een gelijke wijze gebeuren. Marktrisico’s kunnen, ter bescherming van de dekkingsgraad, op verschillende manieren worden afgedekt, met eventueel behoud van opwaarts potentieel. Dat hoeft niet per se te gebeuren met complexe producten als opties. Renterisico’s kunnen bijvoorbeeld worden afgedekt via renteswaps.

Risicohouding van deelnemers is leidend

In het nieuwe stelsel moeten pensioenfondsen kunnen aantonen dat de uitkomsten van hun beleggingsstrategie in lijn zijn met de risicohouding van de verschillende leeftijdscohorten. Daarbij is de leidraad bij de flexibele premieregeling dat naarmate een deelnemer ouder is (en dus dichter bij de pensioenleeftijd), het voor de hand ligt om een groter deel van de beleggingsmix minder risicovol te beleggen. Binnen de solidaire premieregeling verandert de concrete mix van beleggingen niet, maar wel de toerekening van rendement: naar ouderen wordt meer beschermingsrendement toegerekend, naar jongeren meer overrendement.

© BlackRock, mei 2022